Longworm | bij runderen

Wat is het en waar wordt het door veroorzaakt?

Longworm (Dictyocaulus viviparus) is een veel voorkomende parasitaire ziekte van de luchtwegen bij runderen. Op circa 80% van de rundveebedrijven in Nederland komt de aandoening voor. Vroeger was longworm met name een ziekte van kalveren, maar tegenwoordig komt het voor bij alle leeftijden. Infecties worden vooral gezien bij dieren met weidegang, maar heel af en toe komen longworminfecties ook voor bij dieren zonder weidegang.

Tijdens het grazen neemt de koe infectieuze larven op van het land. De larven migreren door de darmwand heen en komen via de bloed- en lymfebanen in de longen terecht, waar ze volwassen worden. De volwassen worm leeft vooral in de longblaasjes en in de kleinste vertakkingen van de longen. Eén volwassen worm kan per dag tot wel 10.000 eitjes produceren. De eitjes komen vrijwel direct uit en de larven worden vervolgens opgehoest, doorgeslikt en via de mest uitgescheiden. Op het land ontwikkelen de larven zich in 5 tot 10 dagen tot het infectieuze stadium (bij warm en vochtig weer gebeurt dit sneller). Anders dan bij maagdarmwormen kan de verspreiding op land ook plaatsvinden onder droge omstandigheden. Hierbij speelt een schimmel een rol: de schimmel leeft op de mest en schiet sporendragers af met daarop longwormlarven. Zo kunnen de larven zich tot enkele meters verspreiden. In de wintermaanden sterven de longwormlarven op het land, maar de infectie blijft bestaan in dragerkoeien. 

Happy M@il

Nieuwste producten en actualiteiten in je mailbox!

AANMELDEN

Welk dier?

Rund

Welk orgaansysteem?

Respiratiestelsel

Hoe herken je het?

Een longworminfectie geeft typische verschijnselen bij runderen van alle leeftijden: een productieve hoest waarbij de nek gestrekt wordt, de kop omlaag gehouden wordt en de tong vaak uit de bek komt. Vooral na opjagen valt de hoest op. De verschijnselen kunnen wekenlang aanhouden, ook na behandeling. Echter, de ernst van de verschijnselen kan sterk variëren en kan zich ook beperken tot enkel een oppervlakkige ademhaling.

De diagnose wordt vaak gesteld op basis van het typische beeld in combinatie met weidegang. De diagnose kan worden bevestigd door middel van mest- of bloedonderzoek. Op koppelniveau kan tankmelkonderzoek een besmetting aantonen. Mestonderzoek is mogelijk vanaf het optreden van de klachten en hierbij worden de larven in verse mest aangetoond. 

Welke verschijnselen zijn er nog meer?

Bij een ernstige longworminfectie vermagert het dier en dalen de melkproductie en de voeropname. Bacteriën zoals Pasteurellae en Mannheimiae kunnen gemakkelijker toeslaan als gevolg van de schade aan de longen en dit zal het ziektebeeld verergeren. Ook komt sterfte als gevolg van verstikking of een heftige ontstekingsreactie soms voor. Bij jongvee wordt groeivermindering en sterfte gezien.

Welke risicofactoren zijn er?

De grootste risicofactor voor een infectie met longwormen is weidegang. Geïnfecteerde dieren besmetten het perceel met grote hoeveelheden larven tijdens de beweiding, soms zelfs zonder dat er symptomen worden gezien. Bij koppels zonder weidegang, die vers gras in het rantsoen krijgen, komen longworminfecties ook een enkele keer voor.

Wat betekent deze aandoening voor de veehouder en het bedrijf?

Meestal hebben volwassen runderen een bepaalde weerstand opgebouwd tegen longworm omdat ze als jongvee ermee in aanraking zijn gekomen. Maar als nieuwe vaarzen worden aangekocht, die geen weidegang hebben gehad, en in de koppel worden geïntroduceerd, kunnen ze de besmettingsdruk van het land zo sterk verhogen dat er elk jaar opnieuw infecties voorkomen. De ‘naïeve’ vaarzen hebben nog geen weerstand ontwikkeld als jong dier en scheiden veel larven uit. Zo kan de veehouder elk jaar opnieuw met longworminfecties te maken krijgen. Dit leidt tot economische schade als gevolg van dalende melkproductie, stijgende medicijnkosten en eventueel sterfte. Sterfte en groeivertraging onder kalveren leidt ook tot grote economische gevolgen.

Hoe kun je de aandoening voorkomen? (preventie)

Een besmette weide kan in de zomer zes tot zeven weken lang besmettelijke larven bevatten. Daarom is juiste beweiding erg belangrijk om longworminfecties te voorkomen. Indien er geen schone weide beschikbaar is, is het verstandig om de dieren op te stallen. Daarnaast is het vaccineren van runderen voordat ze voor het eerst de wei op gaan een belangrijk onderdeel van preventie. Na vaccinatie moeten de dieren wel in contact komen met longworm, omdat de immuniteit anders snel verdwijnt.

Hoe kun je de aandoening behandelen?

Besmette dieren die klinische verschijnselen vertonen dienen behandeld te worden met een geregistreerd wormmiddel. Het advies is om voor het volgende weideseizoen preventieve maatregelen te nemen, zoals bijvoorbeeld het vaccineren van het jongvee vóór de eerste weidegang.

Alternatieve benamingen

Dictyocaulus viviparus

Zoekwoorden

Longworm, Dictyocaulus viviparus

Bronnen 

Gezondheidsdienst voor Dieren ‘’Hoestende dieren? Denk aan longworm.’’ M. Holzhauer. Herkauwer 2011.

Gezondheidsdienst voor dieren ‘’Longworminfecties’’, geraadpleegd op 21 maart 2021.

May, Katharina, et al. "The effect of patent Dictyocaulus viviparus (re) infections on individual milk yield and milk quality in pastured dairy cows and correlation with clinical signs." Parasites & vectors 11.1 (2018): 1-11.

MSD ‘’Longworm-preventie’’, geraadpleegd op 21 maart 2021.

Strube, Christina, et al. "Serological lessons from the bovine lungworm Dictyocaulus viviparus: antibody titre development is independent of the infection dose and reinfection shortens seropositivity." Veterinary parasitology 242 (2017): 47-53. 

Vat de koe bij de horens

Hulplijn